In Fredericq & Zonen wordt een indringend beeld geschetst van de alledaagse praktijken van de moderne historicus, van zijn hang naar karakter en zijn huiselijkheid, van zijn verlangen naar onbekende documenten en zijn rivaliteit met vakgenoten, en van de nostalgie die zijn werk doortrekt.De gids daarbij is Paul Fredericq, die van 1879 tot zijn dood in 1920 hoogleraar geschiedenis aan de Gentse universiteit was. Fredericq was een geëngageerd en gewetensvol historicus. Maar hij was ook een passioneel autobiograaf.Het is uitzonderlijk materiaal, dat een onverachte toegang biedt tot de geschiedschrijving in de decennia omstreeks 1900, toen zij een moderne wetenschappelijke discipline werd. Het laat toe de 'stam der historici' van nabij te volgen, zoals antropologen verre en vreemde volkeren gadeslaan.