Dit boek is het vierde en laatste deel van Henk van Gelre's magnum opus 'Friedrich Nietzsche en de bronnen van de westerse beschaving', Ofschoon de delen een geheel vormen, behandelt elk deel een bepaalde periode en staat als zodanig op zichzelf. Centraal in deel 1 staan Nietzsches Jezus-beeld, zijn interpretatie van de evangeliën en zijn visie op Paulus als 'de eerste christen' en op het jodendom. Het onderwerp van deel 2 vormt Nietzsches ontdekking en voorstelling van de Griekse Cultuur van de zesde en vijfde eeuw koor Christus, die hem als model gaat dienen voor een nieuwe Europese cultuur. Deel 3 is geheel gewijd aan Nietzsches eersteling 'De geboorte van de tragedie' en aan de gevolgen van de slechte ontvangst van dit boek door zijn collegae-filologen voor zijn verdere leven. In dit afsluitende vierde deel wordt de ontwikkeling van Nietzsches denken vanaf 1876 tot aan zijn geestelijke ineenstorting geanalyseerd en becommentarieerd, dus vanaf 'Menselijk A te menselijk' tot en met