Gedurende meer dan dertig jaar wordt in Nederland een intensief geloofsgesprek gevoerd tussen protestanten en katholieken. Dat gesprek is in menig opzicht vruchtbaar gebleken.(wederzijdse dooperkenningen, gezamenlijke woorddiensten, etc.) Maar dat gesprek stokt ook wel eens. Vooral de erkenning van elkaars vormen van bovenlokaal gezag -synodaal of episcopaal- is vaak een struikelblok. Tegen die achtergrond begint deze bundel met enkele historische bijdragen over de plaats van de bisschop in de vroege kerk, over de wijze waarop Willibrord zijn bisschopsambt vervulde en over de condities waaronder Zwingli het bisschopsambt erkende. Vervolgens wordt de vraag gesteld welke visie op bovenlokaal gezag naar voren komt in het huidige oecumenische gesprek. En tenslotte komt de vraag aan de orde hoe de nieuwe kerkorde van de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland aspecten van dit oecumenische gesprek tracht te integreren, of juist buiten beschouwing laat. Daarbij gaat het om vragen als: