In een streng gestructureerde bundel (10 afdelingen, waarvan de eerste en de laatste twee gedichten bevatten, de overige acht telkens vier - de parallelle opbouw is dus duidelijk nagestreefd), in gedichten die qua vorm en uitzicht (het visuele aspect speelt in de poëzie van Ramon altijd een belangwekkende rol) beheerst en net als de overkoepelende structuur streng in de hand zijn gehouden, onderneemt Ramon in deze bundel een diepgaande en overtuigende zoektocht naar een vorm van positiebepaling binnen de wereld. Ramons wereld wordt beheerst door de harmonie die hij nastreeft tussen rede en gevoel, tussen de mathematica van een afgelijnd bestaan en de ervaring van een gevoel van vrijheid binnen de beleving van de emoties. Dat hij erin slaagt die twee lijnen aan elkaar te koppelen en ze onmerkbaar bijna in elkaar te laten overlopen, is een van de grootste verdiensten van deze bundel. Zo schrijft hij in het voorlaatste gedicht: 'Ergens / convergeren de wegen maar / boven de grens