Wat is de betekenis en de reikwijdte van het begrip genialiteit in het vroegste werk van Friedrich Wilhelm Nietzsche (1844-1900)? In dit onderzoek wordt in de eerste plaats de historische context van Nietzsches zogeheten "geniedenken" geschetst. Zijn geniedenken was niet slechts gebaseerd op dat van zijn leermeester Arthur Schopenhauer (1788-1860), maar vooral ook op de romantische idealen van Sturm und Drang en de Bildungsphilosophie. Ook wordt Nietzsches ambivalente houding jegens zijn leermeester verklaard en bekritiseerd. Hoewel hij Schopenhauer veelvuldig lauwerde als het fi losofi sch genie pur sang, was hij het tegelijkertijd oneens met de fundamentele uitgangspunten van zijn fi losofi sch systeem. In welk opzicht Schopenhauer dan toch een leermeester voor de jonge Nietzsche was, kan in het licht van de vroeg-romantische geniecultus worden begrepen.