Het was iets ongehoords dat Nederlandse gewesten die sinds overoude tijden een buitenlands vorst als opperste machthebber hadden gehad, besloten zich daarvan te ontdoen en op eigen kracht door het leven te gaan. En al even ongehoord was het dat de staat die zij samen vormden, door twee van de oudste monarchale rijken - Engeland en Frankrijk - als zelfstandige staat - de Republiek der Zeven Provinciën - werd erkend terwijl toch die republiek opvattingen en een regeerwijze huldigde die tot dusver als onbestaanbaar werden ervaren, terwijl diezelfde republiek een daadkracht ontwikkelde die de meeste andere staten niet of nauweljks hadden bereikt. Dit alles had zich gemanifesteerd voor het jaar 1600 was bereikt en de zeventiende eeuw was ingegaan. Maar het merkwaardige was dat terwijl machtige buitenlandse staten als Engeland en Frankrijk als de Republiek in 1596 hadden erkend, Spanje, haar eigen opperheer, de vrijheid van deze gewesten eerst bij het bestand in 1609 erkende en dat het nog