De kracht van de Republiek was in de zeventiende eeuw altijd geweest dat zij bij de omringende landen op het stuk van vitaliteit en soberheid afstak in gunstige zin. Daarom had zij haar politiek-economische voorsprong zo goed kunnen uitbuiten. Maar in de achttiende eeuw ging er in dit opzicht veel veranderen. De haar omringende landen, vooral Engeland, waren krachtig omhooggestreefd. De in de zeventiende eeuw rijk geworden Nederlandse regentenfamilies waren in vitaliteit aan het verslappen. Meer dan vroeger waren zij op eigen voordeel bedacht. In de meeste steden slaagden enkele families erin de functies die beschikbaar kwamen voor elkaar te monopoliseren. Al werd er door sommige families nog grof geld verdiend, het ontbrak de Republiek na de dertiger jaren van de eeuw aan krachtige leiders. De denkbeelden der Verlichting die in de latere jaren van de eeuw uit Frankrijk overwaaiden kregen vat op vele Nederlanders, die zich al eerder patriotten noemden en die een nieuwe staat van zaken