Wanneer het Franse bezettingslever zich terugtrekt uit Zeeland kan Willem Augustijn van Donck, een Friese burgemeesterszoon, eindelijk naar Hulst reizen om er zijn ambt van baljuw te gaan uitoefenen. Hij beschikt dan over de nagelaten notities van een geleerde, die het procédé bevatten voor een nieuwe suiker uit de beetwortel. Meende hij eerst nog zijn altijd afwijzende vader voor zich te kunnen winnen door deze suiker tot een succes te maken, of ook door deugdoefening, bij zijn vertrek ziet hij in dat al zijn inspanningen vergeefs zullen blijven zolang hij de ware, in het verleden bezonken oorzaak van die afwijzing niet kent. Om dat geheim te ontdekken zal hij een beroep moeten doen op de excentrieke, door zijn vader gehate buurman van weleer, de zowel in geld- als in hartszaken geniale heer Bergsma, die eerder al van een bijzondere belangstelling voor de suiker had blijk gegeven. Als Willem Augustijn onderweg hoort dat Bergsma als gouverneur leiding geeft aan het herstel van
