Hans Visser beschrijft zijn leven als een zoektocht waarbij hij theologen, filosofen, kunstenaars en romanschrijvers als gidsen beschouwt. Hij vertelt hoe hij zich ontwikkelde van een jongen uit een traditioneel protestants milieu – met opmerkelijk vroege domineesambities – tot zijn huidige positie als 'buitenkerkelijk gelovige'. Daarbij maakt hij zoveel mogelijk gebruik van authentieke bronnen, zoals dagboeken en preken.In dit boek maken we kennis met de innerlijke strijd van de dominee die zijn leven lang het publieke debat heeft gezocht: 'Wat mij is blijven fascineren in Job, is zijn uitdaging van God. Je leert geen genoegen te nemen met allerlei theologische praatjes. Je staat tegenover God. Je maakt van je hart geen moordkuil. Mijn leven lang heb ik me in mijn privéleven en werk soms uitdagend tegenover God opgesteld. Ik dacht: dit kan niet, ik pik het niet. God, waarom?'