Katrien, de vrouw van boer Garijp, heeft het moeilijk. Haar man, een rijke boer in Hillegersberg bij Rotterdam, is een felle Remonstrant. Het liefst wil hij zijn trouwe knechten Rutger en Kleis ontslaan, omdat ze Contra-remonstranten zijn. Maar het zijn betrouwbare arbeiders en Katrien merkt aan hun levenswandel dat ze de Heere oprecht dienen. Dat kan ze van haar man niet zeggen. Een gesprek met Rutger is het middel om haar aan haar ellendestaat te ontdekken. Niet door goede werken, zoals de Remonstranten leren, maar alleen door de verdienste van Christus uit genade kan de zaligheid geschonken worden. Tot woede van haar man wordt Katrien een volgeling van Gomarus, terwijl hij zelf de leer van Arminius aanhangt. Wanneer de raadspensionaris Van Oldenbarnevelt waardgelders aanstelt om de Contra-remonstranten te vervolgen, is voor Prins Maurits de maat vol. Hij ontslaat de waardgelders en sluit Van Oldenbarnevelt op in de gevangenis. Er komt een Nationale Synode in Dordrecht (1618-1619).