Lenze Bouwers is een dichter die zich in vaste vormen thuis voelt - helemaal op zijn eentje is hij verantwoordelijk voor de herleving van het rondeel in de moderne Nederlandse poëzien. Alleen als hij het over 'De vrije heerlijkheid' heeft, over Ameland dus, laat hij de teugels vieren: tussen de rondelen en de sonnetten die de hoekdelen van zijn nieuwe bindel Groeiringen vormen kan de lezer eens lekker uitwaaien in de volksverhalen, in onvervalst jutterslatijn, en in de natuur, die zich in Nederland nu eenmaal vooral aan de zeekant heeft teruggetrokken. Ook in de rest van de bundel komt die natuur, maar dan vooral de natuur van het cultuurlandschap, aan zijn trekken; de buitenman, de leraar en de dichter die alledrie Lenze L. Bouwers heten reiken elkaar daar op een samenzweerderige wijze de hand.