Samen met Klem en Thea waagde ik mij door een flinke storm naar een van de geheimzinnige uithoeken van Muizeneiland. Hier zou volgens Thea een kasteel moeten staan, diep verscholen in een bos vol gemene doornstruiken waar al eeuwen niemand een poot had durven zetten. Alleen al de weg ernaartoe vol wolven, bliksem en regenstormen deden mijn snorharen trillen van angst. Maar daar stonden we, voor de deur van het verlaten kasteel. Ik kon nu niet meer terug. Wat zou ons daarbinnen te wachten staan?