In deze herderspsalm wordt over allerlei beelden uit het herdersleven gesproken. Als geen ander kan David, de dichter van de Psalm, ons vertellen over: grazige weiden, stille wateren, een stok en een staf en andere beelden die hij in zijn dagelijkse tochten met zijn kudde voor ogen had. Heel eenvoudig vergelijkt hij Gods kinderen met een kudde schapen die door de enige goede Herder, de Heere Jezus, geleid worden.