De befaamde en beruchte Nederlandse zeerovers van de zeventiende eeuw, zoals Claes Compaen uit Oostzaan in de periode 1620-1630, opereerden aan de rand van de geordende samenleving. Dat gold ook voor de vrijwel vergeten Nederlanders die later in dezelfde eeuw de vrijbuiters en boekaniers in het Cara sch gebied aanvoerden en daar Spaanse nederzettingen plunderden, zoals Jan Erasmus Reyning. Op piratenschepen golden eigen wetten en tradities die uitmondden in ons huidige beeld van de zeerover varend onder de vlag met schedels en gekruiste beenderen. Zeerovers beschouwden hun vrije levensstijl als bewuste rebellie tegen de maatschappij die ze verlaten hadden. In de omgekeerde wereld van de piraat bestond er winstdeling en beperking van het gezag van de kapitein. Het besef van de onzekerheid van hun bestaan voerde hen tot een bandeloos ‘plukken van de dag’. Zeerovers traden buiten de wet van hun naties. Tegelijkertijd vervulden ze een essenti rol in de internationale