Otto Iking is een buitenstaander, thuis en op het blindeninstituut waar hij verblijft. Maar hij is ook een waarnemer. Otto kijkt met meedogenloze humor naar de wereld om zich heen. Naar zijn medeleerlingen van huisje 1, De Vink, dat door iedereen De Blinde Vink genoemd wordt. En ook naar zijn begeleiders en docenten, die de leerlingen klaarstomen voor de echte wereld, die 'heel hard kan zijn'. Hij ontdekt zijn gevoelens voor Sonja, een medeleerlinge. En hij smeedt plannen voor een bevrijdingsactie in Bovensmilde om de gijzelaars van Molukse kapers te bevrijden. Wat hij vooral wil is het intituut ontvluchten, naar een ziendenschool. Otto is niet zielig. Hij ziet al een toekomst voor zich bij de radio. De roman schetst daarnaast een prachtig tijdsbeeld van de jaren zeventig waarin 'alles moest kunnen'. Het instituut is een geweldig geschreven, hilarische en ontroerende internaatsroman over een jongen die op zoek is naar geborgenheid en identiteit. Een boek over een jongetje met een
