Het persoonlijk verslag van iemand die veertig jaar lid is geweest van het Wachttorengenootschap. Totdat de schrijver de leugen achter hun leer ontdekt en dreigt te verzanden in depressiviteit en bitterheid. Een wonderlijke innerlijke verandering leidt er echter toe dat 'alle bitterheid tegenover hen die me jarenlang om de tuin hadden geleid verdween en er een grote liefde voor de Jehova's Getuige begon te groeien'. Eerder verschenen in Duisland, Noorwegen en Zweden.