Jehan gaat samen met hertog Willem van Gelre, in opdracht van de keizer, op een geheime missie naar Rome. Ze reizen met een vreemd gezelschap, waarvan niet duidelijk is waar ieders loyaliteit ligt. De reis voert hen deels per schip, deels te paard naar Tirol. Daar blijkt dat alle bergpassen naar het zuiden in handen van de tegenstanders van de paus zijn. De missie lijkt hierdoor onuitvoerbaar, maar een oude monnik beweert een onbekende route te kennen. De oude man voert hen in een enerverende tocht langs watervallen, over duizelingwekkende bergwanden en tegen een onverwachte en noodlottige sneeuwstorm in. Na een aaneenschakeling van tegenslagen in dit ongenaakbare berggebied bereiken ze uiteindelijk een schitterend dal. Dit behoort bij slot Taufers, dat dit dal afsluit van de rest van de wereld en van de weg naar het zuiden. Na een hartelijke ontvangst aldaar blijken ze midden in een broedertwist te zijn beland, die door hun aanwezigheid escaleert. Dit heeft grote gevolgen voor de