De eenwording van protestants-christelijk Nederland en de daarmee samenhangende verzuiling werden pas mogelijk na het ontstaan van een nationaal spoorwegnet en een daarmee verbonden net van tramwegen. Na een inleidend overzicht betreffende reizen tussen 1814 en 1940 en de toenemende betekenis van railvervoer daarbij, behandelt dit boek de volgende onderwerpen: mobiliteit en verenigingsleven bij landelijke organisaties als de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, het Nederlandsch Zendelinggenootschap en het Nederlandsch Bijbelgenootschap gedurende de eerste decennia van het spoor; nationale zendingsfeesten als organisatiemiddel van de protestantse orthodoxie; zestig jaar reisimpressies van de Groninger hoogleraar P. Hofstede de Groot; afgescheidenen tussen anti-moderniteit en mobiliteit; gereformeerd per trein; de zendingsreizen van Klaas Kater; de opbouw van het Nederlands Werkliedenverbond Patrimonium.