'In den beginne was het oorlog...': deze woorden zijn het levensmotto van de drieëntachtigjarige Oudijs, nachtportier van een obscuur Brussels hotel. Hij is de zoon van een in 1914 gesneuvelde vader en een ongehuwde moeder, die tot haar honderdste als kamermeisje heeft gewerkt.Oudijs is de verpersoonlijking van de mythomane, obsessief verhalen verzinnende twintigste eeuw: als Belg 'een denkend dadaïstisch varken', volgens de studente Anna een seniele ziel, maar haar veel oudere minnaar Philippe vindt hem even gek als lucide. De geliefden hopen Philippes veertigste verjaardag met champagne in een hotelbed te vieren, maar het is de vraag of hun overspelige liefde de absurdistische levensfilosofie van Oudijs overleeft.Het ondermaanse gaat over de grote thema's van onze eeuw: over absurditeit en mysterie, naïviteit en cynisme, het Europa van voor de Grote Oorlog en dat van na de Koude Oorlog.