Oda van Raamsdonck heeft opnieuw een grote stap in haar leven gezet: ze heeft haar twee tweeling Jos en Klaartje en haar schaarse bezittingen ingepakt en is naar de randstad verhuisd. Geen hulp van thuis meer en geen veiligheid van het bekende Brabant, bedenkt Oda zich als ze in haar flat de verhuisdozen uitpakt. Haar oudere zus Maria heeft haar overgehaald hier werk te zoeken, maar het valt haar allemaal zwaar. Regelmatig denkt Oda terug aan Jesse, de vader van haar kinderen, die in Amerika is verongelukt. Oda's wereld stortte in. Vader en moeder Van Raamsdonck steunden haar zo goed als het kon, zeker toen Oda merkte dat ze zwanger was van een tweeling. In de grote stad sluiten Oda en haar kinderen vlot vriendschap met haar buurvrouw, Cordelie Bandje uit Curaçao en haar gezin. Haar werk als lerares bevalt Oda wel en nu ze op haar plek is, komt er rust over haar. In korte tijd ontmoet Oda twee mannen die haar graag mogen: haar buurman Jochem, en de stoere visser en landmeter Frank.