Midden negentiende eeuw. Elke vrijdagmiddag verzamelt zich voor een daglonershuisje in het oosten van Nederland een devote menigte armoedzaaiers: daar ontvangt om klokslag drie uur een zwaar ziek meisje de stigmata van Christus. Een wonder, of is er sprake van hysterie? Van oplichterij zelfs? Pastoor Peters wordt door de aartsbisschop uitgezonden om de zaak te onderzoeken. De pastoor, hartstochtelijk estheet en gewend aan het verfijnde milieu van Rome, is niet van plan zich al te lang in dit vergeten achterland op te houden. Het bedrog van het meisje is in zijn theologisch geschoolde ogen eenvoudig te ontmaskeren. Maar al bij de eerste kennismaking wordt hij overrompeld door haar diepe, eenvoudige geloof. Hij huivert. In zijn pogingen de zaak uit de wereld te helpen, raakt hij verstrikt in een web van merkwaardige allianties. De godloochenende dorpsarts wil niets liever dan het meisje opereren. Een aantrekkelijk voorstel, maar niet zonder risico's. De abdis van het naburige