De mens heeft door alle culturen en alle eeuwen heen geprobeerd de tijd te doorgronden. Eeuwenlang was het gekraai van de haan de meest betrouwbare klok, en in overwegend agrarische economieën waren de natuurverschijnselen, zoals de opeenvolging van dag en nacht, het opkomen en ondergaan van de sterren, het wassen en afnemen van de maan en de wisselingen van de seizoenen de enige maatstaven die nodig waren om het individuele en sociale leven te reguleren.De geschiedenis van de pogingen die de mens heeft ondernomen om de tijd te structureren, loopt dan ook van de prehistorie tot het heden. Door te tellen was men in staat het ritme van de natuur te begrijpen. En aangezien men in vrijwel alle culturen geloofde dat de patronen in de natuur de wil van goden vertegenwoordigden, kom men door te tellen het goddelijke benaderen.Toch bepaalden niet alle culturen de tijd op dezelfde wijze. Het idee van tijd als een wezenlijk cyclisch fenomeen in de natuur werd ingegeven door de