Een jongen wordt geconfronteerd met de ziekte en de dood van zijn vader. De situatie beheerst zijn doen en laten volledig.Ton van Reen wisselt verhalen over het laatste levensjaar van de vader af met herinneringen aan de dag waarop de jongen hoort dat zijn vader ongeneeslijk ziek is. De ontluistering van de sterke man valt samen met de puberteit van de zoon en het verlies van het geloof in God.De jongen beseft dat zijn leven nooit zo zal zijn als dat van zijn vader.