Al geruime tijd is Anneke reitsma gefascineerd door de vraag hoe dichters hun eigen stijl en stem vinden in dialoog met het verleden. Zo publiceerde zij in 1998 Een naam en ster als boegbeeld, waarin zij de poëzie van Ida Gerhardt in verband bracht met de symbolische traditie. Tom van Deel noemde deze plaatsbepaling in Trouw 'liefdevol, acuuraat en animerend'.Vanuit deze fascinatie heeft Reitsma zich met zeer uiteenlopende dichters beziggehouden: van Gazelle tot Gerlach, om maar twee uitersten in tijd en thematiek te noemen. In Het woord te vondeling heeft zij zeventien essays gebundeld, waarin even zovele dichters -en zelfs meer- de revue passeren. Op deze wijze brengt ze zoekenderwijs en zonder vooropgezet plan ruim een eeuw poëziegeschiedenis in beeld. Daarbij komen ook dichters aan bod die in reguliere overzichtswerken meestal ontbreken, zoals Marcellus Emants, Gerard Reve en Harry Mulisch.Een van de behandelde auteurs is C.O. Jellema. Hij schreef in een brief aan Reitsma: 'Ik