De vijfentwintig gedichten in deze bundel geven eerst een beeld van gedroomde vriendinnen, die plaats maken voor de echte vrouw, Mathilde Mauté, met wie hij trouwt als ze zeventien is en die hij op haar negentiende verlaat voor Rimbaut. Een cyclus autobiografische gedichten toont de ontwikkeling van verliefde adoratie naar desillusie. De bundel bestuit met een gedicht bij de dood van Verlaines geadopteerde zoon met wie hij twee jaar lang een boerderij dreef.