Open en onopgesmukt zijn de brieven die Fré Melkman (Michman)-de Paauw van augustus 1945 tot januari 1946 schreef aan haar familie in Palestina. Terug in Amsterdam, na een gevangenschap in Westerbork en Bergen-Belsen, vertelt ze hoe ze aan een paar schamele meubelen en kleren komt ('Een snertfluitketeltje kost f 3,90 en dweilen zijn helemaal niet te koop.'). Ze schrijft over de pogingen weer een gezin te vormen met op de achtergrond de kille strijd over hun pleegkind dat ze in het concentratiekamp lieten doorgaan voor hun eigen kind, en over de terugkeer uit de onderduik van Kees, hun eigen zoon, die geen herinnering heeft aan vroeger.Ondanks het voelbare verdriet is hier een vrouw aan het woord die niet bij de pakken neer ging zitten. De vertrouwde joodse wereld was verdwenen en zij voelde zich niet meer thuis in Nederland. Fré's eerlijkheid en opgewektheid maken deze brieven over een familie die er het beste van maakt in afwachting van mogelijke emigratie naar Palestina, tot een