Het gebeurt nogal eens dat een gesprek over God en geloof eindigt met: ‘Ik wil wel geloven maar ik kan het niet.’ Wat moet je zeggen als iemand zich ineens zo kwetsbaar opstelt en toegeeft dat de eigenlijke bezwaren niet liggen op het vlak van argumenten, verstand en discussie. Wat kun je er aan doen, als iemand wel wil, maar zelf zegt niet te kunnen geloven? Beide gesprekspartners vallen dan terug op onmacht. Hier heeft het geen zin argument op argument te stapelen en lijkt er sprake te zijn van een patstelling: jij kan niet geloven, ik kan je niet helpen; jij kan niet, ik kan niet. Dit boek gaat over hindernissen bij de start en bij de voortgang van het geloof. Het blijkt dat de onmacht om te geloven bij de één, vaak dezelfde is als de onmacht om verder te komen in het geloof bij de ander. De oorzaken daarvan liggen veelal in een onderwaardering van het gevoelsleven. De schrijver pleit voor meer eenheid tussen denken en gevoel, waardoor we meer inzicht krijgen in