In deze roman maakt de 22-jarige Imani Berkemeijer een reis door haar geboorteland Kenia om haar jeugdvriend terug te zien. Zij grijpt die kans na haar ontslag als docent Engels, nadat het contact abrupt is gestopt. Mare is blind en verstoten door de Samburu-stam. Imani wordt zich bewust van haar gevoelens voor hem op haar veertiende, als ze met haar ouders naar Nederland terugkeert. Dit leidt tot hernieuwd contact. Op weg naar Maralal, Imani's geboorteplaats, komt Imani van Mare's broer, Lewis, te weten dat Mare in Mombassa woont. Imani vraagt Lewis om haar in contact te brengen met Mare. Maar ze schrikt van de diepgewortelde haat van Lewis voor zijn broer die in stand wordt gehouden door hun vader. Als voorvechtster van Sherp, een organisatie voor integratie van gehandicapten in Kenia, is Imani vastbesloten om de confrontatie met hun vader aan te gaan. Maar de Samburu-traditie is niet gemakkelijk te doorbreken. Teleurstelling hierover drijft haar in de armen van Jim, de chauffeur
