Leon en Victor weten zich geen raad als hun ouders ruziemaken. En dat gebeurt vaker en vaker. Gelukkig hebben ze één uitweg, een veilige plaats: de grote kast op hun slaapkamer, tussen de wintersokken en de wollen dekens. Daar dringen de nare geluiden van beneden niet door. Leon, de jongste, heeft veel meer fantasie dan zijn broertje. Hij trekt een sok over zijn hand en praat ertegen: `Jij bent Jozef. Vertel eens een verhaaltje.' En zo verandert Leon in Jozef en Victor, na enige aarzeling, in Charlotte. Vanaf dat moment is alles mogelijk. Ze kunnen vliegen naar de maan of varen over de wijde oceaan. De kast is hun geheim. Daar voelen ze zich veilig. Zelfs als hun moeder besluit weg te gaan en ze alleen met hun vader achterblijven. Wat moeten ze ervan denken als ze op een dag de kastdeur opentrekken en zien dat hun vader er zich verschuilt?
