Deel IIIA was hoofdzakelijk gewijd aan een analyse van de moeilijke verhouding tussen wetenschap en religie Ð of: tussen de rationele en de mystieke functie. In deel IIIB stellen we eerst de vraag naar het subjectieve evenwicht tussen de drie dimensies van ons bestaan, natuur, rationaliteit en mysticiteit, of, m.a.w., naar het geluk. We stellen vast dat het geluk in de natuur zich als een yin-yang harmonie automatisch instelt Ð en dat het Tao•sme derhalve het Ôterug naar de natuurÕ als het ware geluk ziet. Maar het geluk Ð de beatitudo Ð in het transcendente vlak is een hachelijke onderneming. Meestal geven de spanningen tussen natuur en beschaving, tussen religie en wetenschap aanleiding tot dualismen, en tracht men hieruit te ontsnappen in een opwaartse spiraal Ð zowel in de westerse wetenschap als in het Boeddhisme. Maar ze kunnen ook opgelost worden vanuit de complementariteitsidee, waarin beide dimensies alternatief dominant worden. Deze idee, die uit de quantumfysica