Aan de grenzen van het machtige babylonische wereldrijk roert zich Kores (Cyrus), de koning van de Perzen, en hapt het ene na het andere stuk uit dat wereldrijk weg. De situatie is voor Babel nog niet echt verontrustend, maar dat zal anders worden, verkondigt een profeet onder de joodse ballingen. Kores zal Babel helemaal onder de voet lopen en zo de politieke wereldkaart volkomen op haar kop zetten. En dat alles gebeurt, omdat de HERE zijn volk Israël terug wil brengen naar Kanaän. Terwille van Israël wordt de hele politieke status quo omver geschopt. Tegelijkertijd maakt de profeet duidelijk dat Israël deze verlossing niet verdiend heeft, vanwege zijn zonden en hardnekkigheid. Vanuit die gezichtshoek gezien, geeft de HERE die bevrijding niet ter wille van Israël, maar terwille van zijn eigen naam. Deze beide hoodlijnen komen in dit boek duidelijk naar voren. Behalve van Kores maakt de HERE ook gebruik van de Knecht des HEREN, wiens optreden haaks staat op dat van Kores. Zijn