Het leven van Jozef, een zoon van aartsvader Jakob, heeft een turbulent verloop gehad. Dat begon rond zijn zeventiende, toen hij in dromen een openbaring van God kreeg, die sprak van eer en macht. Zijn broers haatten hem vanwege die dromen en konden hem wel vermoorden. Bijna hadden ze het gedaan, maar in plaats daarvan gooiden ze hem in een put en verkochten hem vervolgens aan handelaren die onderweg waren naar Egypte. Daar wordt Jozef slaaf van een hooggeplaatste Egyptenaar, verdwijnt hij voor jaren onschuldig in de gevangenis, en wordt hij vergeten. Het wordt een weg van steeds diepere vernedering. Aan het eind is Jozef inmiddels dertig jaar. Het zijn onbegrepen wegen die voorafgaan aan de vervulling van Gods belofte. Toch is de Heere er en Hij gaat voorop. Dit gedeelte in het Oude Testament getuigt ook van de Meerdere van Jozef, Jezus. Het bevat veel praktische lessen, niet alleen, maar toch vooral voor jongeren.