Tijn heeft kans gezien een sigaar van zijn vader mee naar zijn kamer te smokkelen. Juist als hij stiekem zit te roken, komt zijn moeder naar boven. In paniek propt hij de sigaar in een oude plastic verfdoos. De gevolgen zijn niet mis. Tijns kamertje brandt helemaal uit, al zijn spulletjes raakt hij kwijt. De rest van het huis loopt zoveel roet- en waterschade op dat het tijdelijk onbewoonbaar is. Samen met zijn ouders gaat Tijn zo lang bij Ton en Ingrid wonen, zijn pasgetrouwde broer en schoonzus. Tijn heeft de brand veroorzaakt, iedereen weet het maar niemand praat er met hem over. Hij is erg alleen met zijn schuldgevoelens en zijn angst. Zijn ze boos op hem, hij weet het niet. Maar ondaks verdriet, eenzaamheid en onbegrip gaat het leven gewoon door. Er gebeuren weer leuke dingen en gelukkig valt er af en toe ook weer wat te lachen. Langzamerhand verdwijnt Tijns onzekerheid en krijgt hij weer lol in zijn leven.
