In dit deel van Kernteksten wordt stil gestaan bij de belangrijkste koningen van het Twee-stammenrijk Juda. Tien van hen worden in dit boekje behandeld, dat wil zeggen enige aspecten van hun leven en regeren. Het zijn in chronologische volgorde de volgende koningen: Salomo, Rehabeam, Asa, Josafat, Joram, Joas, Hizkia, Manasse, Josía en Zedekia. De kroniekschrijver is vooral geïnteresseerd in de vraag of en hoe de koningen de Heere God dienen. Soms is het resultaat positief: men doet wat goed is in de ogen des Heeren, maar soms ook negatief. En bij de 'goede' koningen gaat het toch vaak nog mis. De kern is dat heel de periode van de koningen van Juda roept om de komst van dé Koning, die aan David beloofd is (2 Sam. 7:12-16). En dwars door het oordeel van de ballingschap heen, zal in de volheid van de tijd déze Koning komen.
