Dit boek bevat vier werken die deel uitmaken van de Khuddaka-Nikaya, 'De verzameling van korte teksten' van de Boeddha. De Khuddaka-Nikaya is in de traditionele telling - na de Digha-, de Majjhima-, de Samyutta- en de Anguttara-Nikaya - de laatste van de vijf verzamelingen (nikaya's) van de Sutta-Pitaka: de 'mand' (pitaka) van leerredes (sutta's) die aan de historische Boeddha en zijn belangrijkste leerlingen worden toegeschreven. Deze verzameling maakt deel uit van de Pali-Canon en vormt samen met de Vinaya-Pitaka (de 'mand' van de orderegels) en de Abhidhamma-Pitaka (de 'mand' met scholastieke teksten) het corpus van gewijde geschriften van de Theravada. Deze Pali-Canon of Tipitaka ('drie manden') bevat de oudste bewaard gebleven geschriften van de boeddhistische traditie. De Khuddaka-Nikaya is een heterogene collectie van 15 werken: Khuddaka-Patha, Dhammapada, Udana, Itivuttaka, Sutta-Nipata, Vimanavatthu, Petavatthu, Theragatha, Therigatha, Jataka, Niddesa, Patisambhidamagga,