'Ik ben te klein,' zucht Mus.'Ik ben te kaal.Ik heb geen bril. Ik ben niet groot.Ik ben niet wit.Ik ben niet groen met blauw en rood.Ik heb alleen een rare staart.En niemand wil mijn vriendje zijn.'Mus zoekt een vriendje om mee te spelen. Maar dat valt nog niet mee. De andere vogels in het bos zijn veel groter, stoerder en mooier. Niemand heeft tijd voor hem. Mus heeft het al bijna opgegeven, als hij ineens een zacht stemmetje hoort…