Vanaf het begin van de vorige eeuw legde de fotografische dienst van het Rotterdamse politiekorps alle kommer en kwel vast op de gevoelige plaat. Als er sprake was van een misdrijf, dan ging de politiefotograaf naar de betreffende locatie en maakte de noodzakelijke kiekjes. De ene keer stond hij in een rovershol of in een pand waar een moord gepleegd was, terwijl hij in een ander geval naar een inbraak moest, waarbij een opengebroken kluis was aangetroffen. Ook fotografeerde hij vals geld, inbrekerswerktuig met bijbehorende sporen, of een vermeende wapensmokkel. De glasnegatieven gingen, nadat de zaak met of zonder succes was afgerond, naar het archief, maar werden later na één of meerdere opschoningsacties vernietigd. Hiermee ging een stukje stadsgeschiedenis en haar crimineel verleden verloren. Wat overbleef waren boeken met in het algemeen nooit eerder gepubliceerde afdrukken. Gelukkig overleefden deze boeken de archiefvernietigingen wel en kwamen na enkele