Hans van Kooten (1934) was altijd een man van woorden. Op straat in de volksbuurt waar hij het praten leerde, als scholier en student, als opvoeder, therapeut, publicist, politicus, raadgever. Van zinvolle woorden leefde hij. Maar toch, op den duur is hij er ziek van geworden, doodziek. Zijn leven bleef even stilstaan. Maar heroriëntatie met klinische hulp bracht herstel en ommekeer. Hij heeft opnieuw en misschien wel voor het eerst leren praten. Niet meer in vlotte volzinnen van vroeger. Stamelend en spellend ontdekte hij onder de beklemmende stenen van routine en vanzelfsprekendheid andere dimensies. Het werkte als een soort krasloterij. Op het eerste gezicht niets te zien, daarna de spanning dat er toch iets onder de oppervlakte zou kunnen zitten. En dan, na heel veel krassen en evenzoveel nieten af en toe een prijsje. Met deze bundel maakt hij duidelijk dat een crisis in een mensenleven geen nederlaag hoeft te zijn. De gang is moeilijk maar wilskracht en strijdvaardigheid kunnen