In de reisverhalen en essays van Een man die in de toekomst springt zoekt Oek de Jong de confrontatie met beelden en ideeën van het verleden - om zijn positie in het heden te bepalen. Hij schrijft over de Byzantijnse mozaïeken van Monreale, de tegenpolen Vermeer en Caravaggio, de romantische landschappen van Caspar David Friedrich, het nihilisme van Paul van Ostaijen, het wereldbeeld van W.F. Hermans, de religieuze denkbeelden van Frans Kellendonk en het belangeloze dat door mystici wordt nagestreefd. Hierbij toont De Jong zich als een schilder van beeldspraak. Zo bouwt hij aan zijn eigen wereldbeeld. Het resultaat is een op 'muzikale wijze gecompineerd boek' (Robert Anker). Een man die in de toekomst springt is de intellectuele autobiografie die aan Hokwerda's kind voorafging. Bekroond met de Busken Huetprijs 1998. De tweede druk is aangevuld met 'Zijn muze was een harpij', het geruchtmakende essay over het wereldbeeld van W.F. Hermans. '