Op een gure winterdag daalt Mevrouw Verona de heuvel van Oucwègne af, in de wetenschap dat de terugtocht voor haar fysiek niet meer haalbaar is. In het dal gaat ze bij de rivier zitten, in afwachting van haar laatste moment, aan haar voeten een trouwe hond. In een terugblik op haar leven passeren de dorpsbewoners van het afgelegen Oucwègne, van Mme Lunette, de dokter die eigenlijk dierenarts is, tot Rosetta Courthéoux, in wier kruidenierswinkeltje ingeblikte haring rustig zeventien jaar op een koper kan wachten. Maar alle gedachten en herinneringen leiden uiteindelijk terug naar de gelukkige momenten met haar grote liefde, de veel te vroeg gestorven Meneer Pottenbakker, die haar ook na zijn dood immer vergezelt.