In dit werk is een aantal kolleges van inleidende aard gebundeld die alle de middeleeuwse wijsbegeerte tot thema hebben. De auteur gaat daarbij uitvoerig in op het probleem van de eigen aard van de middeleeuwse wijsbegeerte. Hij fundeert het eigen standpunt uitvoerig, o.a. door de geschiedfilosofische vraagstellingen erin te betrekken. Zijn indeling van de middeleeuwse wijsbegeerte bouwt op hetzelfde stramien voort. Het vierde hoofdstuk behandelt de scholastieke methode en biedt ruime informatie over hetgeen voor de middeleeuwse denkers het uitgangsmateriaal is geweest op het terrein van de verschillende vakken. In het hoofdstuk over het geloven en weten in de middeleeuwen geeft de auteur eerst een algemene uiteenzetting van het probleem 'geloof weten' en schetst daarna de middeleeuwse ontwikkeling aan de hand van de godsbewijzen vanaf Anselmus (11e eeuw) tot Willem van Ockham (14e eeuw). De hoofdstukken over de zijnsleer van Thomas van Aquino geven de auteur ook gelegenheid in te
