Dit indrukwekkende en omvattende overzicht toont aan dat het modernisme veel meer was dan het zoveelste isme. Het was zowel een radicale stijlbreuk als een levenshouding, een ultiem afrekenen met de laatste naweeën van romantiek en academisme, een verfrissende en subversieve filosofie die geloofde in de maakbaarheid van de toekomst. Beeldende kunstenaars 'componeerden' met abstracte vorm en kleur, musici zegden de tonaliteit vaarwel, architecten bouwden woonmachines die resoluut de hoogte inschoten. Het leek alsof de hele kunstensector grote schoonmaak hield om stof, spinrag en achterhaalde ideeën te verbannen. In dit boek wordt het Belgisch modernisme voor het eerst rechtstreeks in verband gebracht met de internationale context omstreeks 1920. De vroegste abstracten worden geconfronteerd met gelijkgestemde buitenlandse kunstenaars als Fernand Léger, László Moholy-Nagy, Kurt Schwitters en Theo van Doesburg, en zo in een breder Europees perspectief geplaatst. Belgische pioniers