De poëzie van Piet Gerbrandy zoekt grenzen op en overschrijdt ze. Enerzijds is hij geworteld in de ‘edle Einfalt und stille Größe’ (zoals Winckelmann zegt) van de klassieke traditie, anderzijds wordt zijn werk gekenmerkt door een eigentijdse heftigheid. In Morgen ben ik vrij kan de supermarkt even idyllisch zijn als het beekdal bedreigend, Big Brother heeft het beste met ons voor, de alomtegenwoordige liefde is zowel een verlossing als een verschrikking. En de grenzen tussen poëzie en proza blijken fluïde. Dit is poëzie om van buiten te leren en als een bezwering voor je uit te prevelen.