Het is maandag 21 februari 1983, 02.35 uur. Een man van middelbare leeftijd, schijnbaar volkomen gelukkig, kan opeens de slaap niet vatten. In de doorwaakte uren begint hij zijn gedachten op te schrijven. Geleidelijk leren wij uit dit nachtboek zijn vrouw Myriam en hun drie kinderen kennen. Maar het beeld dat van hemzelf oprijst is niet dat van een liefhebbende echtgenoot en vader, al beschermt hij haast grenzeloos zijn lievelingsdochter Catherine. Nacht na nacht ligt hij wakker, piekert en doet verslag van zijn steeds angstiger wordende dromen. Almaar meer slaappillen heeft hij nodig, steeds meer drank. Langzaam verliest hij de greep op alles, terwijl zijn fragmentarische notities ons meer dan een jaar in spanning houden: hoe loopt dit af?