In het boek Nederlandse fregatschepen & barken gaat het voor een groot deel over onze export en doorvoerhandel. De staat en de handel zijn altijd heel sterk met elkaar verbonden geweest. De VOC voerde oorlog om de handel veilig te stellen, maar ook om tegemoet te komen aan de expansiedrift van de staat. Alle Engelse oorlogen waren handelsoorlogen en, wilden we slagen in de handel, dan moesten we de anderen op zee verslaan. Toen verscheen het Nederlandse fregat op het water. Reders werden door de Nederlandse Handel-Maatschappij (NHM) gevraagd, het zgn. consignatiestelsel, de producten die middels het Cultuurstelsel in Oost-Indië werden verbouwd, met hun schepen te vervoeren. Het fregat (drie- of viermastvolschip) en de bark (driemaster met aan de achterste mast een gaffelzeil) waren hiervoor de meest geschikte schepen. Het laatste hoofdstuk gaat over de rentabiliteit van een koopvaardijzeilschip in de toekomst. Door het zeer vervuilende karakter van de huidige scheepvaart zal er een