Op het plein achter de Kanonnenpoort, in Constantinopel, worden regelmatig in een nis de hoofden tentoongesteld van overwonnen vijanden of in ongenade gevallen hoogwaardigheidsbekleders van het Osmaanse rijk. In 1822 is het plein in afwachting van het hoofd van Ali pasja, rebellerend gouverneur van de verre provincie Albanië. De meer dan tachtigjarige Ali pasja leek onoverwinnelijk: de hoofden van Turkse generaals die het niet gelukt was hem te verslaan, volgden elkaar op in de Nis der Schande. Maar nu is het dan zover. Om aan het gevaar van rebellie in Albanië voorgoed een eind te maken dreigt daar het kra-kraregime te worden ingesteld, een vorm van onderdrukking die het land langzaam maar zeker van zijn eigenheid zal beroven. Cultuur en traditie, nationale kleding en zelfs de eigen taal zullen worden verboden en uit geroeid. Maar terwijl in een donkere karos het hoofd van Ali pasja naar de hoofdstad wordt vervoerd, rapporteren spionnen van de sultan over een droom. Ergens in een