'Een dichter is nooit te vangen met haar eigen pen.' schrijft Hagar Peeters. Met deze gevatte versregel is de toon gezet van deze bloemlezing met 200 gedichten waarin de vrouwelijke stem aan bod komt. Vrouwelijke dichters hoeven geen extra schouderklopje omdat ze vrouw zijn maar gewoon omdat ze goede poëzie schrijven. Toch komen ze minder vaak aan bod dan hun mannelijke collega's bij belangrijke literaire manifestaties. Ten onrechte, vindt Lut de Block, want de vrouwelijke poëzieproductie van de laatste zestig jaar is indrukwekkend, zowel qua kwantiteit als qua kwaliteit. In het kielzog van de grote roergangsters Ida Gerhardt en Marie Vasalis, aan wie deze bloemlezing is opgedragen, treden 95 vrouwelijke dichters van stand naar voren die geen blad voor de mond nemen en evenmin op hun mondje gevallen zijn. De vrouwelijke naoorlogse poëtische stem in deze bloemlezing is trouwens niet alleen vertegenwoordigd door 87 poëziedames maar eisen 8 mannelijke dichters via een