Arthur van Schendels werk wordt gewoonlijk verdeeld in drieën: de neoromantische periode, de Hollandse periode en de tijd van meesterschao daarna. In deze uitgave zijn de werken opgenomen die aan al die periodes recht doen. In de romans 'Een zwerver verliefd' (1904) en 'Een zwerver verdwaald' (1907) verplaatst Van Schendel ons naar een soort Middeleeuwen, maar eerder is het een tijdloze tijd, waarin de eenzame Tamalone zich op symbolistische wijze met vele gestalten en levensvragen geconfronteerd ziet. In 'Het fregatschip Johanna Maria'(1930) daarentegen heerst een kroniekachtig realisme, hoe romantisch Jacob Brouwers liefde voor een verouderend zeilschip ook is. In het qua opzet modernistische 'De wereld een dansfeest'(1938) zien we de dansers Daniël en Marion door de ogen van allerlei kennissen, waardoor ons beeld wel geschakeerd, maar nooit definitief is. Vier exponenten van de drie oeuvres die een van Nederlands grootste schrijvers op zijn naam heeft staan.