Met de oprichting van de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Limburgsche Steenkolenmijnen – oftewel de ‘Oranje-Nassau Mijnen’ – aan het einde van de 19de eeuw kwam de steenkolenmijnbouw in Nederland in een nieuwe fase: die van de steenkolenmijnbouw op ‘moderne’, industriële schaal. Telde Zuid-Limburg in 1893 één mijnzetel, in 1928 waren het er twaalf. Vier daarvan waren Oranje-Nassau Mijnen. Oranje-Nassau Mijnen groeide uit tot een bedrijf waar op het hoogtepunt bijna 10.000 mensen werkten. De jaarproductie lag op 2,5 miljoen ton steenkool. Bij de ontwikkeling van de mijnbouwtechnologie liep Oranje-Nassau Mijnen lange tijd voorop. In de totstandkoming van de arbeidsvoorwaarden in de mijnindustrie speelde de onderneming een vooraanstaande rol. De vondst van grote hoeveelheden Nederlands aardgas betekende het einde van Limburgse mijnindustrie. In 1965 werd de sluiting van de eerste mijnen aangekondigd. De laatste mijnzetel –