De dichter en criticus Willem Kloos (1859-1938) leeft voort in gebeeldhouwde frasen als ëIk ween om bloemen in de knop gebroken´, ëKunst is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie´ en ëIk ben een God in ´t diepst van mijn gedachten´. Het zijn de nog altijd ontroerende overblijfselen van een tijdperk dat al bij het overlijden van Kloos voltooid verleden tijd was.In de jaren 80 veranderde de Nederlandse poëzie van aanzicht, vooral dankzij twee dichters: Herman Gorter en Willem Kloos. Passie, weemoed en verdriet kwamen in de sonnetten van Kloos tot een ongeëvenaarde articulatie. Kloos groeide uit tot een fascinerend zinnebeeld van de artistieke toewijding: de kunst ging hem boven het leven. Na een vroege apotheose werd het rustiger rond Kloos. In de nieuwe eeuw kreeg de criticus de overhand op de dichter. Nog ruim veertig jaar zou Willem Kloos, tot aan zijn dood, zijn gezag in de letteren uitoefenen, voortlevend ëals zijn eigen weduwe´.Naar De Nieuwe